Klaverblauwtje
Polyommatus semiargus Violetter Waldbläuling L' Argus Violet
Familie: Blauwtjes


Klaverblauwtje Polyommatus semiargus Violetter Waldbläuling L' Argus Violet        
                              Klaverblauwtje Polyommatus semiargus Violetter Waldbläuling L' Argus Violet 
                                   Mannetje Klaverblauwtje


Algemeen.

Het Klaverblauwtje (Poyommatus semiargus) behoort tot de familie van de Blauwtjes (Lycaenidae). Zoals op de foto te zien is, is de bovenkant van de vleugel bij het mannetje diep violetblauw met een brede zwarte rand. Het vrouwtje heeft een andere kleur, men noemt dit seksueel dimorfisme. De vrouwtjes hebben namelijk een bruine kleur van de bovenvleugels. Bij beide sexen is de onderkant van de vleugels voorzien van een patroon van zwarte stipjes. Het zijn vrij kleine vlindertjes met een spanwijdte van 28 tot 34 millimeter. Het Klaverblauwtje komt voor in grazige, bloemrijke en vaak vochtige weilanden of hooilanden en in droge schrale graslanden. De soort kan worden aangetroffen vanaf zeeniveau tot op een hoogte van 2200 meter.


Vliegtijd.

De vliegtijd is van begin mei tot in september in twee generaties. De eerste generatie vliegt van midden mei tot eind juni, met een piek tussen 20 mei en 20 juni, en de tweede generatie vliegt van midden juli tot eind augustus, met een piek tussen 20 juli en 20 augustus. Soms kan tussen eind augustus en oktober nog een derde generatie worden gevormd.


Voortplanting.

Het vrouwtje zet de meer dan honderd eitjes afzonderlijk af in de nog net niet bloeiende bloemhoofdjes van Rode klaver. De jonge rupsjes leven van de bloemen van de waardplant, terwijl slechts bij uitzondering ook de bladeren worden gegeten. In latere stadia leven de rupsen ook van de bladeren van de Rode klaver. De halfwas rups overwintert in de strooisellaag. Bij rustig, warm weer zitten de mannetjes dikwijls met opengevouwen vleugels op grassprieten te zonnen. Dit doen ze om een goed zicht te hebben op de omgeving en zo vrouwtjes te kunnen waarnemen en achtervolgen. Ze hebben vaste punten in de vegetatie om te gaan zitten. Op deze manier bakenen ze ook hun territorium af.


Verspreiding.

Het Klaverblauwtje heeft een grote verspreiding van Noord-Scandinavië tot Marokko en van West-Frankrijk tot Mongolië. Hoewel het Klaverblauwtje vroeger een vrij algemene standvlinder in Nederland was, is de soort sinds 1974 in ons land uitgestorven. In de provincie Limburg duiken echter telkens weer exemplaren op. Onder meer in het Geuldal bij Valkenburg in 2002, maar ook op de Sint-Pietersberg worden regelmatig kleine populaties ontdekt. In 1996 werd een kleine populatie van het Klaverblauwtje ontdekt in de Hoge Fronten te Maastricht. Hier was de soort in het jaar daarop echter alweer verdwenen. In 2000 werd een omvangrijke populatie van het Klaverblauwtje ontdekt langs het Albertkanaal bij Gellik. Mogelijk dat de Maastrichtse exemplaren hiervandaan afkomstig zijn. In Vlaanderen komt de soort enkel in de Voerstreek en op de Tiendeberg aan de rand van het Jekerdal nog voor. In Wallonië komt het Klaverblauwtje zeer lokaal in de Ardennen, iets meer in de Condroz en in de valleien van Samber en Maas en in het gebied van Fagne-Famenne-Calestienne voor. In de Lorraine is de soort wat algemener.


Bedreigingen.

De achteruitgang van het Klaverblauwtje is te wijten aan de teruggang van de schrale graslanden door de toenemende intensivering van de landbouw. Hierdoor gaat dit soort biotopen geheel verloren of wordt zodanig bemest dat de gebieden ongeschikt worden voor de soort. Vroeger kwam de soort waarschijnlijk ook voor op velden met Rode klaver die tegenwoordig te vaak gemaaid worden. Rode klaver wordt tegenwoordig ook minder dan vroeger toegepast als groenbemester.


.