Veldparelmoervlinder
Melitaea cinxia Gemeiner Scheckenfalter Le Damier
Familie: Schoenlappers (Parelmoervlinders)


Melitaea cinxia Veldparelmoervlinder Gemeiner Scheckenfalter Le Damier

Bovenvleugel
    Melitaea cinxia Veldparelmoervlinder Gemeiner Scheckenfalter Le Damier

Ondervleugel
De Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) behoort tot de familie van de parelmoervlinders. Het is een fraaie vlinder met een opvallende tekening op de onderzijde van de vleugels die bestaat uit witte en oranje vlekken, doorwoven met zwartbruine lijntjes en spikkels. De bovenkant van de vleugels bestaat, zoals voor parelmoervlinders gebruikelijk, uit een patroon van zwartbruine lijntjes en puntjes op een oranje vlak. Veldparelmoervlinders leven in kruidenrijke, droge en vrij schrale graslanden met een afwisselende vegetatiestructuur. Ze leven zowel in hooilanden als in weilanden, maar ook langs wegbermen en in overhoekjes. Ze hebben geen typische voorkeur voor kalkrijke dan wel zure plekken. De vlinders kunnen soms in grote dichtheden vliegen.
De Veldparelmoervlinder is voor 1980 op tientallen plaatsen in Limburg aanwezig geweest, met name in het Maasdal, maar ook in de regio's Zuidelijk Peelgebied, Roerstreek en Maasterras. Na 1980 is de soort alleen nog waargenomen op één of twee locaties op de dijk langs het Julianakanaal. De soort werd tot 1995 nog incidenteel gezien bij Born. Het is onwaarschijnlijk dat de soort op deze locatie momenteel nog voorkomt. Wel is de soort nog te vinden in Belgisch- Limburg, bij Zutendaal bevinden zich op vrij korte afstand nog enkele populaties. Op het Belgische deel van de Sint- Pietersberg is de vlinder in 1996 uitgezet. De soort heeft zich hier tot nu toe gehandhaafd. In 2003 werd de populatie geschat op enkele honderden vlinders. Bij een populatie van een dergelijke omvang is het normaal dat er dieren gaan zwerven. Zo kwamen ze op allerlei plekken in de omgeving terecht. Onder meer in de CBR groeve op 1,3 kilometer afstand, op de Tiendeberg bij Kanne op 3,5 kilometer afstand en ook op het Nederlandse deel van de Sint-Pietersberg op 4 kilometer van Lanaye af. In mei 2004 kwam het bericht, dat de eerste vlinder naar de Nederlandse Sint- Pietersberg is overgestoken, in het nieuws. In dat jaar werden hier minstens 2 vlinders in het Popelmondedal gevonden. Ook werd er een rupsennest waargenomen. Het jaar daarop werden twee mannetjes en vier vrouwtjes in het Popelmondedal en in de ENCI-groeve gezien. In 2006 werden er wederom vier exemplaren gezien, deze zaten op de Kannerheide, in de ENCI-groeve en in het Popelmondedal. In dit jaar werd, ondanks intensief zoeken, geen rupsennest gevonden.
De waardplant voor de rupsen is de Smalle weegbree (Plantago lanceolata), een algemene plantensoort. Het gaat hierbij om kleine planten, die in een redelijk open vegetatie staan. Van belang is wel dat er een hoge dichtheid aan waardplanten aanwezig is, omdat de rupsen in groepen bij elkaar leven. Ze maken een groot spinselnest, dat is wel zo veilig. Hierin overwinteren ze ook als halfvolwassen rups. In de lente ontwikkeld een klein deel van de rupsen zich sneller, zodat deze groep soms een partiële tweede generatie kan voortbrengen. De verpopping vindt op een plek dicht bij de grond plaats. Het vrouwtje van de Veldparelmoervlinder legt haar eitjes in grote aantallen op de onderzijde van de bladeren. Op andere plaatsen worden ook Knoopkruid (Centaurea jacea) en diverse soorten Ereprijs (Veronica sp.) als waardplant gebruikt
De Veldparelmoervlinder is te vinden in Centraal- en Oost-Europa. Op het Iberisch Schiereiland komt hij alleen in de noordelijke provincies voor. Op de meeste eilanden in de Middellandse zee, met uitzondering van Sicilië en Corfu, is hij ook niet te vinden. In Scandinavië is hij alleen in het zuiden te vinden. De vlinders hebben geen voorkeur voor een bepaalde hoogteligging. Ze zijn te vinden vanaf het zeeniveau tot op 2000 meter hoogte. In Nederland is het een ernstig bedreigde vlindersoort, in Vlaanderen is hij met uitsterven bedreigd en in Wallonië is hij bedreigd.